3.2.15

UITERWAARDEN

Er huist een stad in mij, waar ik torens 
met molens in een rechte lijn zie staan, 
de cirkel rond maak door de boog 
van de brug te volgen, een beeld 

boetseer van wolken die grond raken.
Door sloten tijd, over wallen van rust, 
langs prikkeldraad van zekerheden 
probeerde ik die plaats te leren kennen.

Ik heb de stad gezien, maar als door een 
beslagen ruit. Buiten sta ik nu nog even 
in schemering, jij schrijft binnen onder

een lamp en ziet ons (ik snap het niet) 
tegen de regen verschijnen: er staat 
een huis in mij, er huist een stad in jou.


Bij mijn afscheid als stadsdichter, opgedragen aan mijn opvolger Anna Wiersma