1.2.13

WELKOM


(credo en buiging naar eerste drie stadsdichters van Zutphen: Hanz Mirck, Ton Luijten en Eke Mannink)

Ik zie je worstelen met wegen, op de kaart
markeer je elke stap om te bewijzen dat je
hier bent. Maar je bent pas echt hier als je
spoorzoeker durft te worden. Wees gerust,
ik zal doen alsof de stad van mij is, je wijzen
op de stof waarmee jij je eigen stad kan maken.

De stad die je verliet zal ik je laten horen in
de echo's die door de stegen klinken, laten
voelen in de trillingen van het stuur als je
over de markt rijdt, laten zien in het licht
dat door het water schatert, laten ruiken in
de wind die komt aanwaaien over de rivier.

Maar ik moet je waarschuwen: elke dag hier is
zo'n tocht als deze en aan het eind van elke dag
zal er een stukje van de stad over blijven,
dat is wat torens zoeken bij elkaar: uitzicht.

Ik zal doen alsof de stad van mij is, net zolang
tot je voelt dat deze wind langs vele torens heeft
gestreken, ziet dat dit licht teveel verandert om
aan te kunnen wijzen, je je herinnert dat elke markt
zijn eigen gaten heeft en hoort dat geluiden zich
niet aan grenzen houden. Dan weet je: deze stad
is alle steden waar je hiervoor bent geweest.