29.10.12

BERNLEF

(bij het overlijden van Bernlef)

1.
Ik meen dat ik Bernlef koos uit de lijst die de leraar Nederlands me gaf vanwege het mooie woordbeeld van zijn naam: de herhaling van de letter e, de combinatie van de letters b aan het begin, n in het midden en f aan het eind. Ik las Publiek geheim, een spannend boek over journalisten en schrijvers tijdens de dooi in de communistische tijd in Hongarije. Tijdens een wandeling observeert de hoofdpersoon een vogel die langzaam een worm verorbert, als ik het me goed herinner. Ik vroeg aan mijn leraar Nederlands waarom de auteur in een spannende thriller, dit ineens opschrijft. Zijn antwoord was als het goed is tweeledig, en leerde me veel. Eerst zegt hij: ik weet het niet. Later voegt hij eraan toe: misschien om iets te zeggen over hoe de hoofdpersoon zich voelt.

2.
Elke bundel die hij schreef, moest een vervanging zijn van de vorige, las ik volgens mij ergens. De bundel die me het meest is bijgebleven is ook een vroeg werk, De stoel, waarin Bernlef alle mogelijk vormen van de stoel in taal verkent. Dit doet hij door eigen gedachten op te schrijven, en door uitspraken van andere auteurs aan te halen. Uit mijn hoofd zo’n verkenning: ‘Een stoel zonder vier poten, niet om op te zitten, maar om iets op te zetten.’

3.
Het moet ongeveer drie jaar geleden zijn geweest toen hij me aankeek met zijn grote vriendelijke ogen, en me begroette met ‘hoi’, toen ik hem in de pauze van een lezing in de Zutphense bibliotheek mijn nieuwe Hersenschimmen toeschoof. Ik schreef daar een paar dagen later over op mijn weblog: ‘Ik weet niet goed wat ik moet zeggen tegen de man wiens pseudoniem me als tiener al fascineerde, wiens spannende Publiek geheim me meer nog dan Hersenschimmen de literaire wereld in zoog en wiens poëzie spijkers op mijn koppen slaat. Ik voel me een bakvis, en zeg dat het nogal rustig is aan zijn signeertafeltje. Hij haalt zijn schouders op en doet met me mee aan het gesprekje. Als hij me mijn Hersenschimmen, nu met krabbel, teruggeeft wens ik hem nog een fijne avond. Ik probeer het niet als het cliché te laten klinken.’ Wat lees ik eigenlijk, in zijn krabbel?


4.
‘Ik ben de enige overlevende in mijn taal.’ Uit Hersenschimmen. Vorige week op reis herlezen.

5.
‘Hoe ouder ik word, hoe minder ik geloof in het substantiële van herinneringen. Zijn het gevoelens? Zijn het beelden? Ze hebben in ieder geval een uiterst breekbaar karakter. Waarom herinneren we het een, en vergeten we het ander?’ Citaat opgetekend uit het interview in de bibliotheek in Zutphen.

3.10.12

BUNKER


(voor de gemeente Arnhem schreef ik  dit gedicht tijdens de eerste vergadering van de nieuwe cultuurcommissie, die onder voorzitterschap van Hans Esmeijer sprak over de cultuurnota Stroom) 

Omdat het buiten al tijden regende, sloten we ons op in een bunker van bestaande structuren, doelstellingen, formats en subsidies. Zo snel mogelijk maakten we tafels van karton en spaanplaat om onze zekerheden op neer te zetten.

We stelden ons daarna aan elkaar voor, maar omdat het soms ook goed is om elkaar niet te kennen deden we geen moeite de twee Hansen uit elkaar te houden.

Daarna plakten we papier voor de ramen van gewapend glas, zodat we de grote vergezichten niet hoefden te zien, en vulden de lege lijsten aan de muur met zand.

We zakten lekker onderuit op ‘zekerheden van ons allen’, ‘het kan niet zo zijn dat’, ‘kansen en draagvlak creëren’, ‘dat moet je niet aan mij vragen’ en ‘zo kan ik nog wel even doorgaan’.

We leerden dat we soms twee keer moeten drukken om ons doel te bereiken en noemden bedragen zo groot dat we ze nauwelijks voor de poorten van de bunker weg konden slepen.

We praatten gereserveerde kwartieren vol en lieten nota’s door onze handen gaan maar werden ongeduldig van al dit papier, en we dwaalden af naar het zand in de lijsten, even leek het of we iets voelden stromen, en toen de voorzitter vroeg of we het minutenlange filmpje van het jongetje dat een broodje at nog een keer wilden zien, antwoordden we tot onze eigen verbazing met 'ja', en keken we nog een keer, en nog een keer, en nog een keer, naar zijn gelukzalige glimlach.

Laten we nu we onze paraplu’s weer uitklappen afspreken de volgende keer sloophamers en aanstekers mee te nemen om de tafels in de fik te steken, de ramen van deze bunker weer om te draaien.