(credo en buiging naar eerste drie stadsdichters van Zutphen: Hanz Mirck, Ton Luijten en Eke Mannink)
Ik zie je worstelen met
wegen, op de kaart
markeer je elke stap om te
bewijzen dat je
hier bent. Maar je bent
pas echt hier als je
spoorzoeker durft te
worden. Wees gerust,
ik zal doen alsof de stad
van mij is, je wijzen
op de stof waarmee jij je
eigen stad kan maken.
De stad die je verliet zal
ik je laten horen in
de echo's die door de
stegen klinken, laten
voelen in de trillingen
van het stuur als je
over de markt rijdt, laten
zien in het licht
dat door het water
schatert, laten ruiken in
de wind die komt aanwaaien
over de rivier.
Maar ik moet je
waarschuwen: elke dag hier is
zo'n tocht als deze en aan
het eind van elke dag
zal er een stukje van de
stad over blijven,
dat is wat torens zoeken
bij elkaar: uitzicht.
Ik zal doen alsof de stad
van mij is, net zolang
tot je voelt dat deze wind
langs vele torens heeft
gestreken, ziet dat dit licht
teveel verandert om
aan te kunnen wijzen, je
je herinnert dat elke markt
zijn eigen gaten heeft en
hoort dat geluiden zich
niet aan grenzen houden. Dan
weet je: deze stad
is alle steden waar je
hiervoor bent geweest.